Precies een jaar geleden trad Hans Janssen aan als cfo van FrieslandCampina. Midden in de coronacrisis, dan is onboarding best lastig. ‘Ik kon niet reizen, maar ik kon gelukkig wel op bezoek bij onze leden-melkveehouders in Nederland’, zegt hij. ‘Je loopt over het erf, je zit met de hele familie aan tafel, vaak meerdere generaties. Dan zie je waar je het voor doet.’ Die couleur locale kan ook worden ervaren tijdens de frequente vergaderingen met het ‘parlement’: de ledenraad waarin 140 melkveehouders zitting hebben, die de 15.703 boeren vertegenwoordigen die zich bij de coöperatie hebben aangesloten. Of tijdens de circa 140 lokale ledenbijeenkomsten door het jaar heen: bijeenkomsten waarbij ook Janssen en zijn medebestuurders regelmatig aanschuiven en waarop doorgaans flink wordt gediscussieerd.
Getrapte zeggenschap
De nauwe betrokkenheid van de aangesloten boeren is een groot voordeel van het coöperatieve model, vindt Janssen, die zijn loopbaan begon bij levensmiddelenbedrijf Unilever en de cfo-rol eerder vervulde bij medisch toeleverancier Mediq en beursgenoteerd bouwconcern Heijmans. Maar hij geeft ook toe dat de governance-structuur van een coöperatie complexer is, waardoor het besluitvormingsproces anders verloopt. De coöperatie is voor 100 procent eigenaar van de onderneming Koninklijke FrieslandCampina N.V., een van de grootste zuivelbedrijven ter wereld met een jaaromzet van 11,5 miljard euro (2021), vestigingen in 32 landen en circa 22.000 medewerkers (na een inmiddels afgeronde reorganisatie om de tegenvallende resultaten van de afgelopen jaren weer op peil te brengen). De leden van de coöperatie hebben via een getrapte structuur de uiteindelijke zeggenschap – over alle belangrijke beslissingen wordt gestemd – en houden toezicht op het gevoerde beleid.
In 2050 netto-klimaatneutraal
Duurzaamheid is in dat beleid een kernthema. Zo investeert FrieslandCampina de komende jaren ruim 1,5 miljard euro in het realiseren van de klimaatambities. Het bedrijf stelt zich ten doel om de uitstoot van broeikasgassen in 2030 voor scope 1, 2 en 3 ruim te verminderen: met 63 procent ten opzichte van 2015 in de eigen activiteiten (scope 1 en 2, denk aan wereldwijde productie en transport), met 33 procent bij de melkproductie op de aangesloten melkveebedrijven (scope 3) en nog eens met 43 procent in ‘overige scope 3’, zoals grondstoffen en verpakkingen. FrieslandCampina wil uiterlijk in 2050 netto-klimaatneutraal produceren en een netto-positieve biodiversiteitsimpact hebben. De nog sterkere focus op duurzaamheid vraagt om meervoudige waardecreatie voor een brede kring stakeholders en een verbreding van financiële performancecriteria naar niet-financiële kpi’s in aansturing, monitoring en verantwoording. Dat komt allemaal bij elkaar in de rol van de cfo.
U werkte in uiteenlopende sectoren en stapte als cfo van een beursgenoteerd bedrijf over naar een coöperatie. Wat betekent die andere context vanuit duurzaamheidsperspectief?
‘Er is een rode draad: het zijn allemaal grote Nederlandse bedrijven met een lange historie die stevig zijn geworteld in de samenleving. Of het nou gaat om voeding, gezondheid of bouw, het zijn stuk voor stuk maatschappelijk relevante sectoren. Dat spreekt me aan en is altijd leidend geweest in mijn loopbaankeuzes. Juist omdat de maatschappelijke impact zo groot is, speelt duurzaamheid in al die sectoren een belangrijke rol. In de bouw bijvoorbeeld worden steeds meer eisen gesteld aan wat, waar en hoe je mag bouwen vanuit milieuoogpunt. In de zuivelsector is de impact zo mogelijk nóg groter. Het omvat alle aspecten van onze bedrijfsvoering: zowel klanten en leveranciers als werknemers en financiers eisen dat wij ons als onderneming verantwoord opstellen.’
Bij Heijmans had u als cfo te maken met aandeelhouders, bij FrieslandCampina met leden. Welke verschillen ervaart u in de dynamiek, vanuit het oogpunt van duurzaamheid?
‘Aandeelhouders staan meer op afstand, die stappen soms vandaag in en morgen weer uit. Toch neemt ook bij aandeelhouders de aandacht voor sustainability toe, want een duurzame strategie en bedrijfsvoering kunnen waarde creëren – en als je er níet op stuurt, kan dat juist waarde vernietigen. Onze leden staan dichter bij de onderneming: ze zijn niet alleen onze eigenaars, maar ook onze leveranciers. Als we de CO2-uitstoot in de levenscyclus van onze producten willen terugbrengen, moeten we dus samen met onze leden werken aan het terugbrengen van de broeikasgasuitstoot bij de melkproductie. Omdat onze leden zo nauw betrokken zijn bij de onderneming, kunnen we een constante dialoog over verduurzaming voeren. Dat is een groot voordeel. Je kunt het misschien ook een beperking vinden, maar boeren zijn nu eenmaal zelfstandige ondernemers: ze hebben de vrijheid om zélf te beslissen over investeringen in een duurzamere bedrijfsvoering. Wij proberen dat als onderneming wel zo aantrekkelijk mogelijk voor ze te maken. Want de leden moeten die investeringen natuurlijk kunnen terugverdienen.’
Voor welke aanpak kiest FrieslandCampina daarbij?
‘We proberen waarde te creëren rond duurzamere productie. Zo hebben we een melkstroom met het On the way to Planet- Proof-milieukeurmerk voor boeren die voldoen aan strengere eisen voor dier, natuur en klimaat. Die strengere eisen vragen om forse investeringen op het boerenerf en daarom vragen we meer voor deze producten. Onze leden-melkveehouders kunnen zo blijven investeren in verduurzaming.
De grootste uitdaging bij verduurzaming is dus het verwaarden ervan. Kun je de klant laten betalen voor bijvoorbeeld de verbetering van de biodiversiteit? Daar zit een spanningsveld. Als burger vinden mensen duurzaamheid belangrijk, maar als consument zijn ze nog maar zeer beperkt bereid om er extra voor te betalen. Onze boeren moeten hun investeringen trouwens niet alleen kunnen terugverdienen, ze moeten ook over de financiële middelen beschikken om die investering überhaupt te kunnen dóen. Je zou daarbij kunnen denken aan het opzetten van investeringsfondsen voor verduurzaming van het boerenerf.’
Hoe belangrijk is samenwerking over de grenzen van bedrijven en sectoren heen om duurzaamheidsdoelstellingen te realiseren?
‘Zonder partnerships lukt het niet, je kunt het niet alleen. Zo gaan 200 van onze leden dit jaar het veevoeradditief Bovaer aan het voer van hun koeien toevoegen, een middel dat de methaanuitstoot met gemiddeld 30 procent kan verminderen en daarmee kan bijdragen aan CO2-reductie op het erf. Bovaer is ontwikkeld door DSM en wordt aan de deelnemende boeren geleverd door voerfabrikant Agrifirm. We werken met Agrifirm ook aan ontbossingsvrije soja. Verder ondersteunen we onze leden bijvoorbeeld met projecten voor zonnepanelen op daken van stallen en mestvergisters, in combinatie met een financieringsprogramma; inmiddels zijn 3.400 van onze leden ook energieboer en we kopen vervolgens ook weer hun energie in voor onze eigen productie. Zo proberen we allerlei partnerships te sluiten, ook met afnemers, financiële partijen, ngo’s en universiteiten. Samen met de Rabobank en het Wereld Natuur Fonds hebben we bijvoorbeeld een biodiversiteitsmonitor ontwikkeld die op basis van een aantal kpi’s de invloeden van een melkveebedrijf op de biodiversiteit meet. Daarnaast hebben we een maatregelen-tool ontwikkeld, die inzicht geeft in verbetermogelijkheden op het gebied van duurzaamheid.’
Lees het hele interview hier.