Lees verder
Het was de week van Woodstock. Althans van de 50-jarige herdenking van dit legendarische festival op een boerderij bij Bethel in de staat New York. Het festival wordt gezien als dé doorbraak van de popcultuur en de counterculture generation. Het duurde drie dagen en grote namen als Jimi Hendrix, Creedence Clearwater Revival, Melanie, Santana, Crosby Stills Nash & Young, Janis Joplin en Joe Cocker traden er op.
Wilbert van den Bosch

Er werden ook elders festivals georganiseerd in die tijd. Dat is onder meer de reden dat andere grote artiesten er niet speelden. Velen van hen hebben daar enorm spijt van. Beroemd is het lied Woodstock van Joni Mitchell waarin ze dromerig zingt: I’m going on down to Yasgur’s farm …
Het festival werd immers georganiseerd op de boerderij van Max Yasgur. Met zijn 240 ha en 650 stuks melkvee zou hij ook nu nog een grote boer zijn.

De organisatoren van het Woodstock-festival hadden flink moeite moeten doen om een geschikte plek te vinden. De meeste locatie-eigenaren en overheden vonden de te verwachten 40.000 bezoekers een te groot aantal. De realist en idealist Max Yasgur, zoon van Russische immigranten en zelf tegen de 50, bood een deel van zijn weilanden aan. Het was een lager gelegen deel en vanwege de enorme regenval die zomer kon er nauwelijks gehooid worden. Yasgur kon dat verlies goed maken met de vijftigduizend dollar die hij als huur ontving.

Er kwamen geen 40.000 maar 400.000 bezoekers op het festival. De lokale gemeenschap had er behoorlijk de smoor in en keerde zich tegen Yasgur. ‘Koop Geen Melk. Stop Max’s Hippy Muziek Festival’, stond er op borden langs de weg. Maar zelfs tegenstanders moesten erkennen, zo schreef de New York Times toen al, dat Yasgur zich net zo stevig liet leiden door zijn principes als door zijn zakelijk instinct. ‘Als we de generatiekloof willen dichten’, verklaarde Yasgur, ‘dan moeten wij, ouderen, meer doen dan we tot nu toe hebben gedaan.’

Hij was het volstrekt niet eens met de ideeën van veel festivalgangers, stoorde zich aan hun drugsgebruik en vrije liefde maar hij vocht wel voor hun rechten om te uiten wat ze voelden en waarin ze geloofden. Bob Dylan, die in Woodstock woonde, schijnt zich nog beklaagd te hebben over de grote hoeveelheid hippies in zijn straat. Maar de nuchtere melkveehouder Max Yasgur schreef geschiedenis met een festival op zijn natte gronden.

Misschien vonden sommige dorpelingen hem een eikel, natuurlijk deed hij het ook voor de centen; in ieder geval combineerde hij een zakelijke behoefte met een hoger ideaal: de verbinding tussen generaties en de strijd tegen druggebruik. Misschien was Yasgur nooit lid van een coöperatie. Dat heb ik zo snel niet kunnen achterhalen. De combinatie van zakelijkheid en visie zouden hem echter tot een ideale coöperator hebben gemaakt. ‘We are golden’, zong Joni Mitchell, ‘And we’ve got to get ourselves back to the garden.’ Maar een jaar later, gevraagd om nog eens de achtertuin van zijn boerderij te verhuren, zei Yasgur: ‘Nee hoor, voor zover ik weet, blijf ik gewoon koeien melken.’