Leiders hebben te maken met een veelvoud aan belangen. Zelfs in een atletiekvereniging moet je als voorzitter de uitersten van een grote groep trimmers enerzijds, die het merendeel van de contributie betaalt en de kleine groep (top)sporters die stimulerend en gezichtsbepalend is anderzijds, met elkaar in evenwicht houden. In de Coöperatie Nederland, om maar eens afscheid te nemen van dat eendimensionale begrip ‘de BV Nederland’, is het balanceren natuurlijk veel complexer. Zo ook in onze coöperaties.
Eerder publiceerden we in het vakblad ‘Coöperatie’ over het onderzoek van de Canadese hoogleraar Novkovic naar network governance. Zij was ook te gast op het internationale jubileumcongres in Wageningen vorig jaar. Novkovic pleit voor de spreiding van macht in coöperaties. Zeker in multi-stakeholder-coöperaties: coöperaties met diverse groepen leden. Leden dus die op een bepaald niveau (de dagelijkse praktijk) niet helemaal hetzelfde belang hebben. De ene levert bijvoorbeeld aan de coöperatie en de ander neemt af. Maar op een ander niveau: lange termijn bedrijfszekerheid, collectieve innovatie, enzovoort, hebben ze wel degelijk een gelijk belang.
In een artikel in één van de zaterdagkranten citeert de journalist een bron van het Haagse Binnenhof. Die zegt dat je in Den Haag nooit precies weet waar de macht ligt. Zo diffuus, meent hij, dat het lijkt alsof de regering zijn agendamacht heeft weggegeven. Natuurlijk is het makkelijker als er één grote leider aan de top staat en alle leden volgen precies zijn of haar instructies op. Maar dat is niet de realiteit van politiek noch van coöpereren in de 21e eeuw. Hetzelfde artikel stelt dat de kern van regeren is: deelbelangen ondergeschikt maken aan het algemeen belang. En je kunt als eindverantwoordelijke pas geloofwaardig manoeuvreren als je gezonde afstand van alle deelbelangen houdt. De negatieve kant van network-governance zou kunnen leiden tot een tasten in een diffuus duister, waar de genoemde Haagse bron mee worstelt. Dan is het concept ontaard. Network-governance is zeker niet ‘laissez-faire’ maar gaat over de balans tussen sturing en co-creatie. De kracht van de coöperatie is immers meer dan de optelling van deelbelangen.