Lees verder
In tijden van crises of een breed gedeeld probleem vinden de mensen elkaar. In 1900 zijn ten gevolge van de industrialisatie de arbeidsomstandigheden dusdanig slecht en de lonen zo laag, dat de arbeiders zich beginnen te verenigen in vakbonden en hun eisen gezamenlijk verwoorden. In 1903 breekt bij de spoorwegen een spontane opstand uit. De arbeiders in de Amsterdamse haven verklaren zich solidair. Door deze collectief ingestoken acties zijn de spoorwegdirecties zo overrompeld dat zij uiteindelijk alle eisen van de stakers inwilligen. (‘Gansch het radarwerk staat stil, als uw machtige arm het wil’ aldus Albert Hahn, later gebruikt door Troelstra).
Marijke Flamman

Het model van de perfecte markteconomie zonder overheid gaat ervan uit dat producenten en consumenten beslissingen nemen op basis van het directe effect van hun gedrag op henzelf. Er wordt dus geen rekening gehouden met de gevolgen hiervan voor anderen. De door huishoudens en firma’s gekozen handelingen kunnen natuurlijk sociaal nadelige gevolgen hebben. Vervuiling is hiervan het bekendste voorbeeld. Het is daarom aan de overheid om zogenaamde ‘externaliteiten’ of ‘market failures’, door interventie te reguleren. Volgens eenzelfde redenering uit de welvaartseconomie wordt de overheid geacht te voorzien in publieke goederen zoals parken, straatverlichting, dijken, onderwijs en sociale voorzieningen die niet worden voortgebracht in een perfecte markteconomie.

In The Logic of Collective Action uit 1965 bespreekt Mancur Olson wat mensen ertoe kan brengen om vrijwillig samen te werken in de voortbrenging van publieke goederen. Het karakteristieke Olsoniaanse dilemma is de onwaarschijnlijkheid dat op eigenbelang gerichte, rationeel handelende individuen gezamenlijk en vrijwillig hun belangen bevorderen.

De aanpak van de bestrijding van cholera-epidemieën tijdens de industriële revolutie, waarbij besmet water de verspreidingsbron was, geeft een mooi voorbeeld van wat mensen ertoe kan brengen samen te werken. De aanleg van een centrale infrastructuur voor stedelijke hygiëne was cruciaal om besmetting te voorkomen. In eerste instantie was het echter voor de rijken voordeliger om te verhuizen naar betere en schonere buurten. Deze betere buurten werkten vervolgens met elkaar samen om een openbare sanitaire infrastructuur aan te leggen. Gebruik ervan was voorbehouden aan de rijken. Al spoedig was het duidelijk dat het risico op besmetting vanuit de armere buurten aanzienlijk was. Vanuit welgemeend eigenbelang bracht dit de welgestelden ertoe om ook de arme buurten aan te sluiten op hun sanitaire infrastructuur, tegen slechts marginale kosten. Hiermee werd de sanitaire infrastructuur een echt publiek goed.

Coöpereren, het heeft in vele crises haar meerwaarde aangetoond.

Zorg voor u zelf, uw naasten en voor uw coöperatie.