Tijdens de conferentie hadden we wat tijd om vrij te besteden. Ik wandelde als een toerist door de prachtige Canadese stad. Geïmponeerd door een oud fort had ik mijn blik niet op het verkeer. Binnen enkele seconden zou ik echter een straat moeten oversteken als ik bij dat fort wilde komen. De automobilist, nog op tientallen meters afstand, schatte in dat ik mogelijk van plan zou zijn de straat te kruisen. Hij stopte ruim van te voren. Juist toen hij dat deed, was ik weer bij de les en hield in voor de stoeprand. Onze blikken vonden elkaar, lachend om de stilstaande situatie. Met een genereus gebaar liet hij mij voorgaan, de vriendelijke Canadees.
Ik moest aan deze korte maar betekenisvolle wederzijdse verstandhouding denken nu ons parlement het handelsverdrag met Canada (CETA) moet ratificeren. In de publieke opinie hebben we het moeilijk met een paragraaf over geschillenbeslechting. We vertrouwen elkaars rechtssysteem niet, de Canadezen en wij. Dat is voor (ex-)Europeanen onder elkaar toch wel een wrange constatering. Als er geen vertrouwen is, hoe wil je dan met elkaar handelen? Hoe wil je een lange termijn relatie aangaan? Hoe kun je dan lid zijn van een samenwerkingsverband?
Het NCR ledenbetrokkenheidsonderzoek meet zes parameters in de houding van leden ten opzichte van hun coöperatie: Vertrouwen, Reputatie, Affectief, Normatief, Calculatief en Imperatief. Vertrouwen staat op één als je het model als management-instrument wilt gebruiken: VRANCI. Het CETA-verdrag is feitelijk ook een coöperatie. Een intentie tot langdurige samenwerking tot nut van alle leden. Ik wil hier geen politiek standpunt innemen en niet pleiten voor het een of andere verdrag. Maar het is bijzonder dat de discussie over Vertrouwen gaat. Dé grondslag voor een duurzame relatie.
Vertrouwen komt te voet, is het spreekwoord. Toen ik te voet door de Canadese stad wandelde, mocht ik vertrouwen op de Canadese verkeersdeelnemers dat ze vergelijkbare regels kenden als ik en dat ze die ook zouden naleven. Een lid van een coöperatie mag er op vertrouwen dat de coöperatie voorspelbaar handelt. De coöperatie mag erop vertrouwen dat het lid bereid is zich gedeeltelijk afhankelijk op te stellen ten opzichte van de coöperatie. Het lid mag erop vertrouwen dat de coöperatie eerlijk handelt en zijn best doet op het coöperatieve deel van de business. En mocht een lid zelf niet weten hoe een proces verloopt -wat heel goed mogelijk is in de verlengstukorganisatie- dan mag hij zich verlaten op die coöperatie. Dit zijn de elementen van wat sociologen onder vertrouwen verstaan. Ze hebben er ook oefeningen bij bedacht waarmee je onderling vertrouwen kunt verstevigen. Die heten onder andere ‘co-operband’ en co-operblanket’. Dat is geen toeval. De coöperatie is een intelligent samenwerkingsverband gebaseerd op vertrouwen. In zo’n coöperatie wil je geen Canadese toestanden maar heel veel VRANCI.